De minderbroeders
De orde van de minderbroeders bestaat al meer dan 800 jaar! Franciscus trok in 1209 naar Rome om aan de paus de toestemming te vragen om met iets totaal nieuws te beginnen. Hij en zijn volgelingen wilden niet leven als monniken in grote machtige abdijen, maar gewoon tussen het volk. Ze wilden totaal geen bezit, zelfs geen vaste woonplaats. Ze trokken rond om te prediken en hielpen daar waar het nodig was. ‘Armoede’, ‘broederschap’, ‘vrede’ en ‘de mindere zijn’ waren hun idealen. Ze leefden van hun handenarbeid en als het echt nodig was, mochten ze bedelen. Ze waren allemaal gelijk aan elkaar of ze nu gestudeerd hadden of niet, priester waren of leek.
Stilaan kreeg Franciscus meer en meer broeders, na enkele jaren waren ze al met 3000.
Met zo een grote groep een zwervend bestaan leiden, is praktisch niet meer haalbaar. Ze begonnen zich stilaan op ‘vaste’ plaatsen te vestigen en er moest meer en meer ‘geregeld’ worden.
Na Franciscus’ dood (1226) veranderde de levenswijze van de broederschap steeds meer. De broeders kregen belangrijke posten in de kerkelijke hiërarchie. Buitenshuis handenarbeid uitoefenen mocht niet meer. De minderbroeders werden een bedelorde.
Een arm bestaan
Minderbroeders leggen een gelofte van armoede af. Wist je dat de minderbroeders geen geld mochten aanraken? Ze waren verplicht om op blote voeten te lopen en droegen een armoedige pij uit ruwe stof. In de koord rond hun middel droegen ze 3 knopen, dit om voortdurend herinnerd te worden aan hun 3 geloften: armoede, kuisheid en gehoorzaamheid.
Activiteiten
Negen jaar na het ontstaan van de orde trokken de eerste minderbroeders al op missie buiten Italië. Reeds tijdens zijn leven kwamen ze naar onze gewesten.
De minderbroeders vestigden zich in dichtbevolkte steden. Ze leefden met en voor het volk en speelden zo goed mogelijk in op de noden die er waren. Daardoor hebben ze zich met de meest uiteenlopende zaken bezig gehouden. Het volk kon op hun steun rekenen in tijden van pest, oorlogen, overstromingen en stadsbranden. Hun kerken werden druk bezocht, omdat ze de taal van de tijd en van het volk spraken. Vanuit de steden trokken ze naar de omliggende dorpen om er te bedelen, te prediken, zieken te verzorgen en sacramenten te verstrekken.
Vandaag de dag
De meeste minderbroeders zijn nu met pensioen. Ze zijn op zeer diverse terreinen werkzaam geweest: het verzorgen van de diensten in hun eigen kerken, aalmoezenier in een ziekenhuis of zorginstelling, het apostolaat onder foorreizigers, zigeuners en schippers, de inzet voor AA, zieken, mindervalide, de werking voor gehuwden en gezinnen. Ze organiseerde voettochten naar Assisi, bedevaarten, gaven les of trokken op missie naar China, Chili, Congo, ... Enkelen waren artistiek actief als journalist, schilder of beeldhouwer.
Ooit waren ze met 800 in Vlaanderen, vandaag de dag nog maar met amper 40. Tot circa 2000 vond je in Vlaanderen nog kloosters of huizen terug in: Antwerpen, Genk, Hasselt, Heusden-Zolder, Leuven, Sint-Kornelis-Horebeke, Sint-Niklaas, Sint-Truiden en Vaalbeek. Anno 2023 zijn er nog enkel 3 huizen of kloosters overgebleven: in Wilrijk, Leuven en Hasselt.